De vraag naar rekenkracht blijft groeien, en daarmee de warmteontwikkeling in onze datacenters. AI, machine learning en andere high-performance toepassingen stellen steeds hogere eisen aan hardware én aan het koelsysteem. Een van de meest veelbelovende oplossingen die zich de afgelopen jaren sterk heeft ontwikkeld, is Direct-to-Chip (D2C) vloeistofkoeling.
Waar traditionele methoden vaak met hagel schieten, richt D2C zich als een precisiewapen op de warmste punten in een server. En dat maakt deze technologie niet alleen efficiënt, maar ook erg praktisch.
Wat is Direct-to-Chip vloeistofkoeling?
Direct-to-Chip vloeistofkoeling werkt met koelplaten (cold plates) die direct contact maken met de heetste componenten in een server, zoals CPU’s, GPU’s en soms geheugenmodules. Via deze platen stroomt een koelvloeistof die de warmte efficiënt opneemt en afvoert naar een warmtewisselaar. Het unieke aan D2C is dat het zich enkel richt op de hotspots – daar waar de meeste warmte ontstaat – zonder dat de hele server in vloeistof hoeft te worden ondergedompeld. Dat is bij immersiekoeling het geval.
Doordat het koelen zo lokaal en gericht gebeurt, kan tot 90% van de warmte worden afgevoerd zonder dat er zware ventilatie, of extra airconditioning nodig is.
Praktisch inzetbaar in bestaande omgevingen
Wat D2C extra interessant maakt, is de mogelijkheid tot gefaseerde implementatie. In tegenstelling tot immersiekoeling is Direct-to-Chip relatief eenvoudig toe te passen binnen bestaande serveropstellingen.
Het systeem is modulair: je kunt starten met een paar racks, evalueren en vervolgens verder opschalen. Dat maakt het ideaal voor datacenters die stapsgewijs willen moderniseren. Geen rigoureuze verbouwingen, maar wel een serieuze stap in energie-efficiëntie.
Klaar voor intensief rekenwerk
Een van de grootste voordelen van Direct-to-Chip koeling is de mogelijkheid om hogere vermogensdichtheden per rack aan te kunnen. Daar waar luchtkoeling al snel moeite heeft met 30 tot 40 kW per rack, haalt D2C met gemak het dubbele – of meer. Daarmee is het een ideale match voor AI-training workloads, HPC-clusters en andere toepassingen met zware processoren. Het resultaat? Meer rekenkracht op dezelfde vloeroppervlakte, zonder in te leveren op betrouwbaarheid of stabiliteit.
Ook op het vlak van duurzaamheid scoort Direct-to-Chip goed. Omdat vloeistoffen warmte veel efficiënter transporteren dan lucht, heeft het koelsysteem minder energie nodig om de temperatuur laag te houden. Dat vertaalt zich in een lagere PUE (Power Usage Effectiveness) en dus lagere operationele kosten. In sommige gevallen is de warmte zelfs geschikt voor hergebruik – denk aan stadsverwarming of industriële processen.
Hoewel het initiële prijskaartje iets hoger ligt dan bij luchtkoeling, lis de terugverdientijd vaak verrassend kort. Zeker in omgevingen waar stroom duur is en uptime cruciaal, levert het al snel voordeel op.
Wat vraagt het van een organisatie?
Natuurlijk is het niet plug-and-play. D2C vereist een andere kijk op infrastructuur. Er moet aandacht zijn voor het koelwatercircuit, voor lekdetectie, voor de belasting van racks en voor onderhoud. Maar dankzij de volwassenheid van de technologie zijn er inmiddels genoeg leveranciers, kennispartners en implementatiemodellen beschikbaar om deze overstap beheersbaar te maken.
Direct-to-Chip vloeistofkoeling biedt een slimme, pragmatische route naar een efficiënter, krachtiger en duurzamer datacenter. Het is een oplossing die zich niet opdringt, maar juist integreert. Geen revolutie, maar een gerichte en belangrijke evolutie.